'ho‧ri‧zon, meervoud horizonnen, horizons; horizoon = [Grieks]
begrenzing
Een horizon is in het algemeen een scheidslijn tussen een gebied dat
je kunt zien en een gebied dat je niet kunt zien. In de sterrenkunde
kom je tenminste vier verschillende betekenissen van horizon tegen,
waarvan er drie veel met elkaar te maken hebben. De horizon is:
- De lijn aan de hemelbol die precies halverwege (op 90 graden van)
het zenit en het nadir ligt, op een hoogte van 0 graden.
- De denkbeeldige scheiding tussen het land (of de zee) en de lucht
als de Aarde perfect rond (glad) was. Als je oog half in de grond (of
zee) stak, dan zou deze horizon gelijk zijn aan die van betekenis 1.
Als je oog boven de grond (of zee) is, dan is deze horizon lager dan
die van betekenis 1 (hoewel het verschil pas belangrijk wordt als je
kilometers boven het land of de zee bent).
- De scheiding (aan de hemelbol) tussen de lucht en dingen op het
land (of de zee). Als er bergen of gebouwen in de buurt staan, dan is
deze horizon geen rechte lijn. Op de spiegelgladde zee is deze
horizon gelijk aan die van betekenis 2.
- De horizon van een zwart gat is de rand van het gebied rond een
zwart gat van waaruit je nooit meer kunt ontsnappen.
Als een sterrenkundige tekst een horizon noemt maar niet uitlegt welke
dat is, dan kun je aannemen dat het de horizon van betekenis 1 is.